Door de noordelijke ligging van het Noorwegen zijn de verschillen in het weer per seizoen over het algemeen zeer groot. In de zomer kan het ook tot in het hoge noorden van het land in de omgeving van de Noordkaap aangenaam warm zijn, maar in de winter dient men zich in heel het land te kleden op een barre koude. Ook regionaal, van landstreek tot landstreek, kan het klimaat echter sterk uiteenlopen, temeer omdat Noorwegen zo'n langgerekt, van noord naar zuid lopend land is. 

Zo ligt er in het zuidwesten van Noorwegen per jaar gemiddeld 60 dagen sneeuw, tegen 180 à 200 dagen in het uiterste noorden, waar de gemiddelde wintertemperatuur tussen -10 C en -15 C ligt. 's Zomers kan het in het hele land tussen de 25 en 32 °C. Het oosten is dan vrij zonnig en droog, terwijl het in het westen nog wel eens wil regenen. In de winter heeft het westen juist zacht weer en kan het in het oosten flink vriezen en sneeuwen. In de lente en de herfst, die maar kort duren, is het aangenaam weer. Door de ligging rond de poolcirkel gaat in het noorden 's zomers de zon 's nachts niet onder. Dit is de zogenaamde middernachtszon. In de winter komt de zon niet op en kun je bij helder weer een ander bekend natuurverschijnsel zien: het noorderlicht.

De warme Golfstroom doet ook in Noorwegen zijn invloed gelden, wat betekent dat er tevens een belangrijk verschil in klimaat bestaat tussen de westkust en het binnenland. Dankzij de Golftroom heeft de kust een betrekkelijk zacht klimaat. De kustgebieden ontvangen echter ook de meeste neerslag: tot 2000 mm per jaar, die vooral in het winterhalfjaar valt. De hoogste neerslaghoeveelheden vindt men in de omgeving van Bergen. Naar het oosten toe neemt de hoeveelheid neerslag snel af, met aan de lijzijde (de tegen de wind beschutte kant) van de bergen hier en daar gemiddeld minder dan 500 mm per jaar. Boven de 1500 m heerst in Noorwegen een bar toendraklimaat.