Landkaart Noorwegen
Hier kunt u de landkaart van Noorwegen bekijken. Het Noorse landschap, met zijn woeste, grillige schoonheid, is door de natuur gevormd voor, tijdens en kort na de ijstijden, dat wil zeggen in de periode tussen ongeveer 2 miljoen en 10.000 jaar geleden. De krachten van de natuur hebben heel die tijd lang de bodem van het huidige Noorwegen nu eens omhoog geduwd, dan weer tot barstens toe doen zakken; nu eens met ijs overdekt, om er dan weer met smeltend ijs en water aan te gaan schuren en slijpen waar dit maar mogelijk was. Zo zijn bergkammen rond afgeslepen, zijn diepe dalen ontstaan, waar gletsjers hun weg naar het zuiden en westen zochten. Waar gletsjers de kust bereikten, werden door het uitschuren in de bodem fjorden gevormd. De hoogste delen van de ooit vanuit het binnenste van de aarde omhooggestuwde bergen raakten niet, of niet altijd, met ijs bedekt. Waar geen ijs kon komen werd niet geschuurd en geslepen en bleven de grillige rotsformaties gehandhaafd.
Landkaart Noorwegen
Geografie Noorwegen
Noorwegen heeft al met al de grootste gemiddelde hoogte van de Europese landen. Meer dan 60% van het land ligt boven de 500 m. Het landschap wordt beheerst door de bergen, waarvan sommige nog altijd met ijsvelden zijn bedekt. Het zijn echter niet de op zichzelf ook reeds door hun eeuwige afwisseling indrukwekkende bergformaties die het landschap in Noorwegen uniek maken, maar hetgeen zich daar tussenin schijnt te hebben gedrongen: de fiorden. Noorwegen is het land van de fjorden - de spectaculaire, vrij smalle, steilwandige, diep het land binnendringende en zich daar vaak nog vertakkende zeearmen.
De bekendste van deze fiorden zijn van noord naar zuid: de Porsangerfjord (123 km), de Altenfjord, de Vestfjord, de Trondheimfjord (126 km), de Sognefjord (185 km), de Hardangerfjord (179 km) en - als enige niet aan de west-, maar aan de zuidkust - de Oslofjord (100 km). De Sognefjord is, ook wat zijn vertakkingen aangaat, het indrukwekkendst, het langst, én het diepst: op sommige plaatsen ruim 1200 m. Deze fjorden hebben de eeuwen door uitstekend beschutte en ijsvrije havens gevormd voor de scheepvaart.
Karakteristiek voor het landschap in grote delen van het zuiden en het uiterste noorden van Noorwegen is het bergplateau, de vidda. Hier heeft het slijpende en schurende ijs zijn werk goed kunnen doen. Het Scandinavische Hoogland is in Noorwegen het hoogst, waardoor een kwart van het land boven de 100 m ligt. Alleen bij Trondheim wordt dit hoogland onderbroken door lagere delen van tussen de 400 en 500 m boven de zeespiegel. In het brede dal van de Bamsen, dat meer dan 200 km lang is, zijn al vroeg, vooral in de omgeving van Trondelag, landbouwgebieden ontstaan.
De hoogste bergmassieven en toppen liggen in het zuiden, met name in Jotunheim, waar de Glittertind een hoogte van 2472 m bereikt en de Galdhoppig een hoogte van 2286 m, en in Jostedal. Ten noorden van de Trondheimfiord zijn echter verhoudingsgewijs meer hoge bergen, zij het dat deze niet boven de 1900 à 2000 m uitkomen. Deze hoogste bergen (fiellen) zijn op veel plaatsen door eeuwige sneeuw bedekt - bij Jostedalsbre, tussen de Sognefiord en de Nordfiord, zelfs over een oppervlakte van 1000 km2 . De dikte van de ijsmassa wordt hier geschat op zo'n 500 m.
Het Noorse vasteland is aan de zeezijde grotendeels omgeven door zo'n 150.000 merendeels kleine eilanden, die gezamenlijk ongeveer 7% van het Noorse grondgebied vormen. De grootste groepen zijn de Lofoten en de Vestràlen, die in de laatste ijstijd niet zijn vergletsjerd, zodat de ruige natuur daar nog een reeks spitse bergtoppen met scherpe kanten te zien geeft, die tot 1300 m uit zee oprijzen.
Maar ook dichter bij land wemelt het voor de Noorse westkust van de eilanden en eilandjes, waarvan er veel nimmer bewoond zijn geweest. Op tal van plaatsen maakt Noorwegen trouwens een onbewoonde indruk met zijn woest en verlaten landschap. Ook de meer bewoonde gebieden, waar de hoogteverschillen niet zo extreem zijn als bijvoorbeeld bij Hardanger, Sogn, Sunnmore of Lyngren in het hoge noorden, geven prachtige landschappen te zien, waarin langgerekte meren, watervallen en uitgestrekte bossen voor de nodige afwisseling zorgen. Zo is de natuur bijvoorbeeld in de omgeving van Oslo.
Het enige laagland van betekenis dat Noorwegen kent, ligt in het zuidoosten tegen de Zweedse grens ten noorden van de OslofJord. De Noorse bodem bestaat echter voor zo'n 70% uit vrijwel kale bergen; ruim 40% ligt boven de boomgrens en ruim 2% is bedekt met gletsjerijs. Ongeveer 25% van het Noorse land is bedekt met produktief bos en nog geen 0,5% bestaat uit grasland.